Volgens de Spaanse filosoof Gasset “overwint de toekomst het verleden door het in zich op te nemen”. Daarom, en omdat we het nooit zouden vergeten, herdachten we vanochtend Kristallnacht bij het Michaël Lustig monument. Een memento voor de 67 Gentse Joden die tijdens WO II gedeporteerd werden (en alle andere slachtoffers van het nazisme).
In Het verhaal Van een Duitser beschrijft Sebastian Haffner hoe de nazi’s hun doel hebben bereikt door de geleidelijke introductie van terreur. Volgens Haffner is het nazisme niet zozeer toe te schrijven aan de onbezuigzame hardheid van een autoritaire samenleving, dan wel aan de inconsistentie en het aanpassingsvermogen van een karakterloze natie. Haffner ziet 1923 als een kantelpunt. Duitsland is weggezonken in een crisis zonder weerga. De Mark devalueert en sleurt in zijn duizelingwekkende val de hiërarchieën van de beschaving mee. Het was een situatie waarin traagheid van geest en vertrouwen op routine met honger en dood werden afgestraft. Een situatie waarin impulsief handelen met onverwachte, kolossale, rijkdom werd beloond.
Tien jaar later, omstreeks 1933, hebben jonge mannen, gevormd in de school van het nihilisme, begerig naar het grenzeloze, wars van burgerlijke orde die ze alleen nog maar met het woord ‘systeem’ aanduidden, hun kans gegrepen en de macht in Duitsland overgenomen. Voor de meeste jonge Duitsers, aldus historicus Götz Aly, ‘betekende het nationaalsocialisme niet dictatuur, censuur en onderdrukking. Ze beschouwden het nazisme als een vanzelfsprekende uitbreiding van de jeugdbeweging, van een programma tegen de veroudering van lichaam en geest (..) ze zagen zichzelf als de voorhoede van het ‘jonge volk’ en keken neer op de meer ervaren en sceptische oudere generaties die ze als ‘kerkhofbegroeiing’ bestempelden.’ Les extrêmes se touchent. Revolutionaire bewegingen worden altijd gekruid door dezelfde ingrediënten en sentimenten.
Ook eigen aan revoluties is het ‘tribalisme van het kwaad’. Het geeft nu eenmaal een gelukkig gevoel als je in de massa opgaat en baadt in een brede, zachte en veilige stroom van vertrouwen en vertrouwelijkheid. Het gevoel dat je niet hoeft te beslissen over goed en kwaad, over het kwaad en het geringere kwaad, over het wezenlijke goede en het secundaire goede. Dat je je niet meer tegenover een innerlijke rechter hoeft te verantwoorden voor je daden en dat je doet wat anderen doen omdat zij voortaan de rechter zijn. Beroofd, als het ware, van de lastige taak te denken. Deze Kameraadschap is een balsem voor de kwellingen van het eigen ik: de onweerstaanbare ontheffing van menselijkheid. De kameraadschap is totalitair in die zin dat ze alle instanties, alle bolwerken in het psychische stelsel in haar macht krijgt. De driften worden verkameraadschappelijkt. Je schaamt je nergens meer over, behalve over de schaamte die je zou kunnen voelen als jij je niet zoals iedereen gedraagt. Bevrijd van het juk van de moraliteit en geketend aan een nieuwe sociale norm. Het tribalisme van het kwaad is voltrokken.
Uit ‘Een intelligent hart’ van de Franse filosoof Alain Finkielkraut.
