Cultuur als hoeksteen van de samenleving

(Doorbraak 24/09/2020)

Als ik, na een lange dag van Zoom Meetings, mijn laptop dichtklap is er maar één ding waar ik naar verlang: cultuur. Cultuur is een troostende kracht en biedt nu eenmaal houvast in onzekere tijden. Mensen begonnen de afgelopen coronatijd dan ook massaal cultuur te consumeren én te produceren. De kunsten zijn onze gidsen doorheen levensbepalende rituelen – de ornamenten van ons leven. Met cultuur doel ik niet op de graaicultuur of de huidige angstcultuur, maar het geheel aan tradities, gewoonten en gebruiken, waarden en normen, muziek, architectuur, beeldende kunst, de podiumkunsten, instituties, religie en taal – telkens geworteld in een traditie. Maar ook design en mode behoren tot het wonderlijke palet. Hoe je je kleedt zegt iets over je identiteit. Kortom, cultuur is betekenisgeving.   

Noodzakelijke ficties

Voor de Britse schrijver C.S. Lewis was de rede een manier om tot waarheid te komen, en de verbeelding een manier om tot betekenis te komen. Deze betekenisgeving gebeurt aan de hand van verhalen. Hans-Georg Gadamer, een Duitse filosoof en leerling van Heidegger, stelt dat we via verhalen betekenis aan wat ons overkomen is en waarom we bepaalde keuzes maken. Gedeelde verhalen brengen structuur en stellen ons in staat om in grotere en complexere groepen samen te leven. De Duitse historicus Philipp Blom schrijft in Het grote wereldtoneel dat wanneer ideeën gedramatiseerd worden, verhalen nieuwe verhoudingen en handelingen kunnen scheppen die ons wapenen tegen de uitdagingen van de toekomst. Mensenrechten, vrijheid, gelijkheid en dies meer zijn geen natuurlijke toestanden, maar – noodzakelijke – ficties om samenlevingen beschaafder te maken. Daarom wordt cultuur ook wel eens omschreven als het ‘totaal aan collectieve representaties gedeeld door een natie’.

Maatschappijkritiek

Volgens de Duitse Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant is kunst doelloos en heeft het geen enkel praktisch nut. En maar goed ook. Alleen door het zich aan de directe maatschappelijke inzetbaarheid te onttrekken kan kunst een hoger doel dienen, en tot schoonheid en belangeloos welbehagen leiden. De Engelse conservatieve politicus en filosoof Edmund Burke maakte daarop een onderscheid tussen het schone en het sublieme. Het eerste refereert naar harmonie en het tweede is de ervaring van het overweldigende. Deze eigenschap om overweldigd te worden, zonder een direct doel of nut, kunnen we interpreteren als maatschappijkritiek op het rationele, doelmatige denken dat onze tegenwoordige tijd karakteriseert. Bij kunst moeten we ons dus niet afvragen wat het ons bijbrengt, zoals de Franse cultuurcriticus Alain Finkielkraut betoogt, maar van welk denkautomatisme het ons bevrijdt.

Betekenaar

De Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty was ervan overtuigd dat het de schilder is die ons leert open te staan voor wat er allemaal te zien is. De schilder leert ons als het ware kijken. De Franse romanschrijver Marcel Proust ging zelfs zover om te stellen dat ‘kunst ons echte leven is, de realiteit zoals we die hebben gevoeld of ervaren’. Met ‘ervaren’ doelde de Franse criticus op de zintuigelijke waarneming van de werkelijkheid. Kunst resoneert met mijn eigen sentimenten en gevoelens. Kunt weerkaatst. Het biedt een uitdrukking aan het innerlijke en brengt mentale concepten naar de oppervlakte. Om het in de geest van de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer te zeggen: de kunstenaar als een genie en betekenaar, die een geprivilegieerde toegang heeft tot – Platoonse – mentale concepten.  

Moraal

In Culture Counts betoogt de Britse filosoof Roger Scruton dat cultuurkennis gelijkstaat aan emotionele kennis. Het is het Aristotelische idee dat juist handelen voortkomt uit de deugd en dat de deugd een gewoonte wordt door nabootsing van cultuur. Cultuur bezit dus een normatief element. Het is het beste wat ooit gedacht en gezegd is. Het zorgt voor een referentiekader en een gedeeld moreel kompas. Zo leer je meer over de mens bij het doorbomen over Flaubert of Dostojevski – die laatste was een psychoanalyticus avant la lettre – dan door te roddelen over Temptation Island. Dat laatste zorgt wel voor een zelfgenoegzaam plezier, maar word je er ook beter van?

Consumentenlogica

Vandaag primeert echter de consumentenlogica en het genotsprincipe. Het gaat om het onmiddellijk én zo goedkoop mogelijk bevredigen van verlangens. We zijn vergeten dat vrijheid wel iets anders is dan keuzestress over welk abonnement we op welke streamingdienst moeten nemen. De idee dat het verdwijnen van externe dwang gepaard gaat met het toenemen van geestelijke onafhankelijkheid is luchtfietserij. Daarom moeten we jongeren terug trainen om de kunst- en cultuurwereld binnen te treden. Roger Scruton verwijst naar een opmerkelijke zin van de Duitse cultuurcriticus Oswald Spengler: ‘op een dag zullen het laatste portret van Rembrandt en de laatste maat van Mozart niet meer bestaan – ofschoon het beschilderde doek en het vel met noten er misschien nog zijn – omdat het laatste oog en het laatste oor dat toegang tot hun boodschap heeft zijn verdwenen’. 

Collectieve ziel

Cultuuruitingen zijn reacties op het menselijk leven. Het is de taak van de kunsten om de mensheid tegen het licht te houden van het morele oordeel en de fragiliteit van de menselijke situatie te bestuderen. Daarom kent een gezonde samenleving een gezonde cultuur. Een beschaving is afhankelijk van de overdracht van deze cultuurkennis van generatie op generatie. De gedeelde cultuur verzinnebeeldt een collectieve ziel die onder de individuele identiteit schuilgaat. De mens kan zich nooit volledig loskoppelen van deze collectieve ziel, hij is altijd een sociaal artefact waarbij de gemeenschap voorafgaat aan het individu. Cultuur is iets wat verbindt, maar ook scheidt. Het is onontkomelijk, maar tegelijk ook ongrijpbaar. Net daarom is de huidige tendens van relativistische censuurdrift niet onschuldig. Wanneer het individu – vanuit een Descartiaanse bewustzijn – zichzelf volledig onttrekt aan maatschappelijke wijsheden is het subject niet vrij, maar wezenloos. ‘Beroofd van zijn levenskracht als een boom die geen sap meer krijgt’ zoals Finkielkraut het in La Défaite de la pensée omschrijft.

Gepubliceerd door Mathieu Cockhuyt

Mathieu Cockhuyt (1993) behaalde een bachelor in de sociale wetenschappen en een master in de criminologie. Hij studeert bestuurskunde en publiek management aan de UGent en is werkzaam als parlementair medewerker van Valerie Van Peel (N-VA), jongerenvoorzitter van N-VA Gent en columnist.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: