Een versluierd debat (Doorbraak 7/06/2021)
Geruggensteund door de bekeerzuchtige denktank Unia veroordeelde vorige maand de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB voor discriminatie van een moslima die niet weerhouden werd bij een sollicitatie – zogenaamd – omwille van haar hoofddoek. Meteen duwde Ecolo-covoorzitter Rajae Maouane de gaspedaal in en verdedigde ze het ‘recht’ om een sluier te dragen in alle openbare instellingen en diensten. MR-voorzitter Bouchez was er als de kippen bij om deze cliëntelistische reflex niet te bedekken met de mantel der liefde, maar te overladen met de mantel der schaamte. Ondertussen benoemde Ecolo-staatssecretaris Schlitz Ihsane Haouach – met hoofddoek – tot regeringscommissaris van het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen. De godsdienstoorlogen liggen al even achter ons, maar de neutraliteitsoorlogen lijken nog maar net begonnen. Een extremistisch politiek geladen symbool als splinterbom voor Vivaldi?
Regressief links
Waar zijn de Dolle Mina als je ze nodig hebt? Zij die in ‘68 de bh als een belemmering ervoeren voor hun wiebelende borsten? De spreidstand van progressieven die flirten met reactionaire denkbeelden, waarbij links van oudsher de strijd aanging met het klerikalisme, is opvallend. De liesbreuk wenkt. Na decennia van ontkerkelijking en -kerstening waarbij religie langs de voordeur werd weggejaagd – denk aan het weghalen van kruisbeelden op school, wintermarkt in plaats van kerstmarkt – halen de linkse partijen religie weer langs de achterdeur binnen. De voormalige islamist Maajid Nawaz bestempelt zulke huichelarij als ‘regressief links’. Hij doelt daarmee op de flagellanten die weigeren om allerlei uitingen van onderdrukking en discriminatie aan de kaak te stellen, en degene die dat wel doen als racistisch of islamofoob bestempelen. De Vlaamse liberalen doen er liefst het zwijgen toe wanneer het de neutraliteit betreft, maar staan nu toch mooi met de billen bloot. ‘Realpolitik’ vervelt al snel in een politiek opbod om een bepaalt electoraal kiesvee te charmeren. ‘Men zal nooit weten hoeveel lafheden onze Fransen hebben begaan uit schrik niet links genoeg te lijken’, schreef Charles Péguy over deze linkse behaagzucht.
Neutraliteitsschennis
Wederzijds respect en gewetensvrijheid zijn de morele principes in onze omgang met diversiteit in de publieke ruimte. Een neutrale overheid en scheiding van kerk en staat zijn de institutionele middelen om deze principes te bereiken. Deze middelen staan immers garant voor het vreedzaam samenleven van verschillende levensopvattingen. Zowel de voor- als tegenstanders van de laïcité zijn het hiermee eens, maar er is wel degelijk frictie over hoe we dit neutraliteitsbeginsel invullen. Openbare instellingen waar macht of invloed wordt uitgeoefend, moeten vrij zijn van wereld- en levensbeschouwelijke symbolen. Niet omdat men, volgens de Duits-Syrische politicoloog Bassam Tibi anders per definitie partijdig is, maar omdat we zelfs de kans op een vermoeden van partijdigheid moeten uitsluiten. Neutraliteit is dan misschien wel illusoir, onpartijdigheid is dat niet. De crux is dan hoe we dit neutraliteitsbeginsel invullen?
Republikeinse neutraliteit
‘Als hoofddoeken niet toegestaan zijn bij openbare loketfuncties en scholen staat dat de zelfontplooiing in de weg’, klinkt het uit de links-progressieve hoek. De apostelen van de hoofddoekenkruistocht vertrekken kennelijk van een pluralistische of zwakke neutraliteitsinvulling. Daarbij accentueren ze het recht op verschil, vrijheid-blijheid en autonomie. Bij de republikeinse of sterke neutraliteitsinvulling gaat men ervan uit dat
deze diversiteitsuitingen beter voorbehouden blijven voor het privéleven. Vooralsnog ben ik de mening toegedaan dat we radicaal de kaart moet trekken van deze republikeinse neutraliteitsinvulling. Laat me duidelijk zijn: wie de hoofddoek uit vrije keuze draagt, mag dat, maar bij voorkeur niet in de functie van publieke dienstverlener. Ik zie de hoofddoek namelijk als een uiting van een bepaalde godsdienst- en cultuuropvatting. Wanneer je het draagt neem je expliciet een standpunt in. Volgens wijlen professor Vermeersch staat de verhulling van de vrouw – de parel in de schelp, want mannen kunnen zich niet bedwingen – symbool voor een islamisme dat onze waarden en normen verwerpt. Bij het uiten van deze symboliek mag je er volgens Vermeersch vanuit gaan dat de drager in zijn denkbeelden consequent is inzake
homofobie, de maagdencultus –de gesluierde kuisheidsgordel tussen de benen , die alleen telt voor vrouwen, gehoorzaamheid aan de echtgenoot enzovoort. In de privésfeer of op het publieke domein vind ik die uiting hooguit onaangenaam, maar draagt iedereen – zolang het niet in strijd is met de openbare zeden – wat hij of zij wil. Als conservatief houd ik de overheidsinmenging namelijk liever beperkt. Problematisch wordt het echter indien men het recht denkt te hebben om onder álle omstandigheden uiting te geven aan zijn of haar godsdienstige en culturele meningen. Om het met Finkielkraut zijn woorden te zeggen: ‘de natie is meer dan een geheel van burgers met individuele rechten.’ In de omgang met de overheid betaamt het nu eenmaal niet om ongevraagd geconfronteerd te worden met politiek-levensbeschouwelijke inzichten. En zeker niet
wanneer men niet de Verlichtingswaarden, maar een stoffen pamflet als moreel kompas hanteert. Neutraliteit als vorm van naastenliefde dus.
Dresscode
Het is wraakroepend hoeveel toegevingen onze seculiere maatschappijen de afgelopen decennia al hebben gedaan om een bepaalde strekking binnen een godsdienst, die de grootste moeite schijnt te hebben met verdraagzaamheid, te behagen. Om een hobbesiaanse bellum omnium contra omnes, en bijhorende desintegratie, te vermijden hebben we als samenleving besloten dat het in eenieders voordeel is dat er omstandigheden zijn waarin de privécultuur ondergeschikt is aan het algemeen belang. Een inclusieve samenleving bereik je immers niet door de illusie na te jagen dat alle vrijheden uit de private cultuur van alle burgers met elkaar verzoenbaar zijn in de publieke cultuur. En om de reacties voor te zijn: ook de tulband en de nonnenkap zijn onverenigbaar met een uniform of openbaar ambt. Hoor je iemand over christofobie?
Gelijke monniken, gelijke kappen, toch? Misschien ligt het ook wel aan de tijdsgeest waarin iedereen zich het recht toe-eigent om altijd en overal “zichzelf” te zijn en zich op alle mogelijke vlakken te uiten? Net zoals je een pak draagt op een trouw, was er een tijd waarin een bepaald decorum en een bepaalde job aanleiding gaven tot aangepaste kledij. Misschien kunnen we ons al deze ellende besparen door voor bepaalde beroepen de dresscode terug van onder het stof te halen?